Met mijn vader had ik eigenlijk een normale band. Geen twee handen, één buik maar ook zeker geen water en vuur. Gewoon vader en zoon, waarbij we om elkaar gaven en elkaar goed de waarheid konden vertellen. Mijn vader was er altijd als steun voor me. Zo zorgde hij er voor dat ik rond mijn achtste jaar een eenmalige zakgeldverhoging van vijf gulden kreeg door de kwijtgeraakte sleutels van mijn moeder te vinden en vervolgens aan mij te geven. Hierbij moest ik mijn moeder zeggen dat ik de sleutels voor vijf gulden wist te liggen om haar vervolgens bij ontvangst van die vijf gulden haar de sleutels gewoon te geven. Ook probeerden mijn vader en ik elkaar regelmatig op de kast te krijgen. Overigens zonder succes, enkel momenten van vormverlies konden ervoor zorgen dat de één de ander op de kast kreeg. Zo lukte mij dat ooit bij een dagje uit waarbij mijn vader achter mijn handbewogen rolstoel aan moest rennen omdat mijn stoel steeds sneller bergafwaarts ging. Toen mijn vader mijn rolstoel o
of waargebeurde fictie