Met mijn vader had ik eigenlijk een normale band. Geen twee handen, één buik maar ook zeker geen water en vuur. Gewoon vader en zoon, waarbij we om elkaar gaven en elkaar goed de waarheid konden vertellen. Mijn vader was er altijd als steun voor me. Zo zorgde hij er voor dat ik rond mijn achtste jaar een eenmalige zakgeldverhoging van vijf gulden kreeg door de kwijtgeraakte sleutels van mijn moeder te vinden en vervolgens aan mij te geven. Hierbij moest ik mijn moeder zeggen dat ik de sleutels voor vijf gulden wist te liggen om haar vervolgens bij ontvangst van die vijf gulden haar de sleutels gewoon te geven.
Ook probeerden mijn vader en ik elkaar regelmatig op de kast te krijgen. Overigens zonder succes, enkel momenten van vormverlies konden ervoor zorgen dat de één de ander op de kast kreeg. Zo lukte mij dat ooit bij een dagje uit waarbij mijn vader achter mijn handbewogen rolstoel aan moest rennen omdat mijn stoel steeds sneller bergafwaarts ging. Toen mijn vader mijn rolstoel onder controle had zei ik “valt me niet van je tegen ouwe”. Waarop hij vermakelijk doch ernstig reageerde met “de volgende keer laat ik je gaan”.
Andersom wist hij mij wel te vinden als er leuke vrouwen in de buurt waren. Zij waren niet veilig voor het spel tussen vader en zoon, wat de zoon op dat moment ook vervloekte. Als er iemand voorbij kwam welke er goed uitzag voor zijn zoon vroeg hij steevast of zij vrijgezel was en wat ze van me vond, waarop ik vaak met rood hoofd en voorzien van een mond vol tanden probeerde duidelijk te maken dat ze maar niet op hem moest letten. Dit tot groot vermaak van mijn vader.
De jaren gingen voorbij en we maakten vele mooie momenten mee. Zo behaalde ik mijn diploma’s en mijn rijbewijs en “behaalde” hij zijn vervroegd pensioen. Ik mocht gaan rijden in een Mercedes, hij mocht gaan sleutelen aan zijn Opel. Toch liep dat laatste net wat anders. Van dat sleutelen aan die Opel kwam weinig terecht. Min vader werd ziek. Waar hij in eerste instantie de strijd tegen zijn ziekte had gewonnen kwam deze na verloop van tijd vernietigend terug. Tijdens zijn herdenkingsdienst werd er iets wat ik had geschreven door mijn oom voorgedragen, een mooie afsluiting van dit blog.
Beek
Een beek laat zich niet sturen, het bepaalt zijn eigen weg.
Linksom, rechtsom of gewoon recht vooruit, een beek weet wat hij wil.
Deze Beek wist dat ook, zo wilde hij een mooie plek in Terschuur waar hij met zijn vrouw en zoon kon genieten.
Het werd een hele klus en het had hier en daar wel wat voeten in de aarde, maar het gebeurde zoals Beek dat wilde.
Daardoor was de stroming van de Beek soms sterk, er was moeilijk tegen in te zwemmen, bijvoorbeeld met de aanbouw van het huis.
Er waren ook momenten waarbij de Beek wat rustiger was, bijvoorbeeld als hij tevreden in zijn eigen zwembad lag.
Een beek neemt alles mee wat er op zijn pad komt, takjes, bladeren of gewoon zand.
Bij deze Beek resulteerde dit in een schuur vol met stoelen, deuren en zelfs een complete keuken. Gewoon omdat het op zijn pad gekomen was.
Vissen, kikkers en vogels leven altijd in of bij een goede beek, zo ook bij deze Beek waarbij hij graag gasten om zich heen had, die dan ook niets tekort mochten komen en als dit dan wel zo was “dan was dit hun eigen schuld”.
Soms is een beek niet te doorgronden, bij deze Beek weet niemand hoe hij zijn laatste maanden heeft ervaren.
De Beek hield zich troebel waardoor niemand een helder beeld kon krijgen van de ware Beek.
Toch wisten we dat het einde naderde voor deze Beek, net als een natuurlijke beek heeft ook deze Beek zijn sporen nagelaten, al is het maar in onze herinnering.